Vier jaar heeft hij gezwegen. Het was de moeite waard. Stefan Brijs schreef voor het eerst een boek dat er echt toe doet. De engelenmaker is een meeslepende roman over het ontstaan van het leven en de herkomst van het kwaad.
Stefan Brijs is een gul schrijver
In designwinkels vind je weleens zo'n toestelletje met vier metalen balletjes aan touwtjes. Ze raken elkaar net. Als je met het balletje aan het rechteruiteinde de andere balletjes een tikje geeft, gaat het balletje aan het linkeruiteinde een eindje de lucht in, zwiept terug en tikt zijn collega's aan. Waarna het rechterballetje weer opwipt. En zo gaat het een eindje door. Verder doet dit perpetuum mobile' helemaal niets, maar het is wel mooi om te zien.
Ik moest bij het lezen van De engelenmaker geregeld aan zo'n mobieltje denken. Dat heeft wellicht te maken met de onafwendbaarheid van de beweging die je op gang brengt zodra je een balletje tegen de andere balletjes laat tikken. Vanaf de eerste bladzijde is De engelenmaker zwanger van onheil, dreiging en catastrofe. Alles begint met een taxi die stopt voor de oude, verlaten dokterswoning van het dorpje Wolfheim, met aan boord de zoon van de oude dokter, Victor Hoppe, vergezeld van drie baby's in een reiswieg. Een jongen werpt een blik in de taxi en ziet dat de drie baby's gespleten hoofdjes hebben: ,,Ik zweer het je. Je kon zo tot achter in hun keel kijken. En ook, echt waar, ook kon je hun blote hersenen zien liggen.'' De bejaarde, halfblinde tooghanger Josef Zimmerman trekt meteen zijn conclusies: de duivel is in het dorp aangekomen, en hij heeft zijn wraakengelen meegebracht.
Natuurlijk heeft de jongen zich wat ingebeeld. De drie kinderen zijn even afstotelijk lelijk als hun vader, maar gespleten zijn hun hoofden niet. Dat ze als drie druppels water op elkaar lijken, geeft een onbehaaglijk gevoel, maar is niet ongewoon. En dat ze genoemd zijn naar de aartsengelen Michaël, Gabriël en Rafaël - ach, een fantasietje van de ouders. Al blijft het een raadsel wie de moeder is. Het dorp ritselt al gauw van de geruchten.
De kinderen van dokter Victor Hoppe zijn het resultaat van medische experimenten. Ze zijn vroegrijp, maar verouderen snel. Je veronderstelt meteen dat het om klonen gaat, maar zo gauw legt Brijs z'n kaarten niet op tafel. Honderdveertig bladzijden lang houdt hij je magistraal aan het lijntje en strooit ondertussen kwistig met bevreemdende bijbelse symbolen.
De dokter werft de gepensioneerde onderwijzeres Charlotte Maenhout aan om op de kinderen te passen. Je beleeft alles door haar ogen. Daardoor worden de griezelige wonderkinderen echte mensen voor de lezer. Tegelijk voorkomt Brijs op die manier dat we Victor Hoppe leren kennen. Net zoals de dorpelingen zien we alleen zijn buitenkant.
Brijs sluit het eerste deel van zijn roman af met een cliffhanger. In het tweede deel vervlecht hij twee flashbacks: een over Victors jeugd, en een over zijn medische loopbaan tot op het moment dat hij in Wolfheim arriveert. Gaandeweg begin je Hoppes karakter beter te begrijpen. Ook de bijbelsymboliek wordt nu helderder. De boom in de voortuin van de dokterswoning is de boom van de kennis van goed en kwaad. En de vliegen die door de roman zoemen, zijn attributen van de duivel, de ,,Heer der vliegen''.
Dat Victor aan het syndroom van Asperger lijdt, een milde vorm van autisme, verklaart zijn monomane werkkracht en de vastberadenheid waarmee hij leven probeert te scheppen. Zijn overtuiging: ,,Soms is wat onmogelijk lijkt, alleen maar moeilijk.'' Brijs snijdt nog een andere thematiek aan: de herkomst van het kwaad. Wie zal de schuld krijgen voor de catastrofe waarop de roman afstevent? Aangezien hij een afwijking heeft, is Victor niet honderd procent verantwoordelijk voor zichzelf. Zijn harteloze ouders dan, die hem in een gesticht dropten omdat zijn moeder dacht dat haar baby bezeten was door de duivel? Of ligt de schuld bij de pastoor en de oppernon van het gesticht, de minst sympathieke personages in het hele boek? Het geroddel in Wolfheim is lelijk, maar nooit kwaadaardig bedoeld. De pastoor en zuster Milgitha verpersoonlijken het opzettelijke kwaad: ze zijn zelfingenomen, achterbaks, wreed, met een vernisje van piëteit eroverheen.
Onder invloed van deze twee ontwikkelt Victor een gebutst en verbogen katholicisme. God heeft zijn Zoon niet van de dood gered, en dus heeft hij hem verraden; ook Victors vader heeft zijn zoon verraden door hem in een gesticht te stoppen. God geeft, maar neemt vooral leven; Victor wil alleen leven geven. De arts is het tegenovergestelde van een godsdienstfanaticus, maar is daarom niet minder fanatiek: in plaats van voor een god te willen vechten, gaat hij de schepping én God te lijf.
In het derde deel wikkelt de tragedie zich af. Charlotte Maenhout is verdwenen. Haar rol van betrokken toeschouwer wordt voor een deel overgenomen door professor Rex Cremer, een oud-collega van Victor. Ook de moeder van Victors kinderen duikt op. Cremer, de moeder, Charlotte - allemaal proberen ze Victor tegen te houden, maar de tragische gang van de gebeurtenissen is niet te stoppen. De engelenmaker is een roman over de menselijke ambivalentie. Zowat elk personage overweegt wel eens iets fouts, slechts of immoreels te doen. Brijs toont de lezer een aantal sleutelmomenten uit het leven van gewone mensen, die later als ,,goed'' of ,,slecht'' kunnen worden uitgelegd. Is De engelenmaker dan geen roman over klonen? Ja en nee. Brijs overstijgt het thema. Hij staart zich niet blind op het ontstaan van het leven, maar schrijft vooral over de opvoeding, een heikel proces waarin altijd wel iets fout loopt en de wortels van die mislukking zijn erg moeilijk te vinden. Brijs toont zich een gul schrijver. In plaats van de amateurfilosoof uit te hangen - geen gering gevaar, met deze onderwerpen en thema's - zorgt hij er in de eerste plaats voor dat de lezer enkele fijne uren doorbrengt. Spanning, cliffhangers, ontroering, een vleugje humor en wat grandeur op z'n tijd. Voor zijn finale grijpt hij niet naar makkelijk drama. In tegenstelling tot wat je zou verwachten, zijn het niet de autoriteiten of verbolgen dorpelingen die een eind maken aan deze geschiedenis. Hoppe bewerkstelligt zijn eigen ondergang in een finale die zo theatraal en wreed is dat er alleen nog aanzwellende violen en hysterische vrouwenkoren aan ontbreken.
In feite ontbreekt aan dit boek slechts één ding. Een hoop lezers.
DE AUTEUR Stefan Brijs (1969) debuteerde in 1997 met de roman De verwording'. Verder verschenen van hem onder andere de romans Arend' en Twee Levens'.
Verberg tekst